Hoge energiekosten, overcapaciteit, kelderende rentabiliteit: het gaat snel bergaf met de Europese chemiebedrijven. De sterkste blijven overeind, voorlopig. Een groene transitie kan een nieuwe toekomst bieden, maar dan zal de overheid moeten bijspringen. Het wordt een grootschalige en dure operatie. Er is een nieuwe industriële revolutie nodig.
“We zijn aan bloeden”, zegt de CFO van een groot Europees chemiebedrijf. “Hoe langer we bloeden, hoe moeilijker het wordt. Op een bepaald moment stopt het.” De onheilsberichten uit de Europese chemische sector zijn niet meer te tellen. TotalEnergies zal tegen 2027 een stoomkraker in de Antwerpse haven sluiten, Vynova stopt zijn pvc-productie in Nederland, Sasol bouwt activiteiten af in Duitsland en Italië, LyondellBasell en Covestro sluiten vestigingen in Rotterdam, ExxonMobil verkoopt zijn Franse activiteiten en overweegt een sluiting van vestigingen in België en het Verenigd Koninkrijk.
Het lijstje is niet volledig. Alleen al in de periode 2023-2024 zijn op 21 Europese productiesites activiteiten stilgelegd, volgens een rapport van het onderzoeksbureau Oxford Economics in opdracht van de chemiegroep Ineos. Duizenden jobs gingen al verloren.
Jarenlang was er geen vuiltje aan de lucht. De Europese chemie speelde mee aan de wereldtop, of wás misschien wel de wereldtop. “De Europese chemie is een ongelooflijk succesverhaal geweest”, zegt Yves Verschueren, de CEO van de Belgische sectorfederatie essenscia. “We waren efficiënt, vooruitstrevend, en we hadden toptechnologie. Er werd continu geïnvesteerd in nieuwe en nog efficiëntere productieprocessen.”
Intussen hadden ook China, de Verenigde Staten en het Midden-Oosten veel geïnvesteerd, zodat ze geduchte concurrenten werden, maar dat deerde de Europese chemie niet: zij kon stevig haar mannetje staan. Tot de Russen Oekraïne binnenvielen. De aardgasprijzen schoten omhoog, een enorme klap voor de energie-intensieve chemie. Aardgas is niet alleen een belangrijke grondstof voor de sector, maar ook een cruciale energiebron. “Net op het moment dat de concurrentie in de rest van de wereld sterk stond, ging het in Europa de andere richting uit”, zegt Verschueren. “Plots zaten we met een industrie die veel te duur was geworden en haar concurrentiepositie op de wereldmarkt onderuit zag gaan.”
Vandaag is de toestand amper beter. De Europese aardgasprijzen bedragen nog steeds het viervoud van de Amerikaanse, aldus het rapport van Oxford Economics. Alternatieve energiebronnen zijn niet meteen haalbaar op grote schaal. Chemische installaties helemaal ombouwen voor andere, rendabele toepassingen is evenmin vanzelfsprekend. Een ethaankraker, bijvoorbeeld, dient vooral om ethyleen te produceren, en dat kun je niet zomaar veranderen. Zo dreigt een geroutineerd en tot in de details geoptimaliseerd productieapparaat werkloos te worden.
De chemie loslaten is ook geen oplossing. Het zou ons afhankelijk maken van invoer uit andere continenten, een kwetsbare positie in deze tijden van geopolitieke spanningen en handelsoorlogen. Chemie zit in alles, van shampoo en aspirines tot biljartballen. De chemische industrie levert aan de auto-industrie, de bouw, cosmetica, farma en nog meer. Als Europa de chemie opgeeft, geeft het ook de basisbouwstenen van veel waardeketens op. Dat kan grote gevolgen hebben. Een voorsmaakje daarvan kregen we tijdens de coronapandemie, toen ons land halsoverkop op zoek moest naar ontsmettende handgels. Er zijn toen noodproductielijnen opgestart, wat handgels made in Belgium opleverde, zodat ons land niet beleefd het handje diende op te houden bij andere landen.
Samengevat, het succes van onze chemische industrie is tegelijk het probleem. De chemie is too big to fail. Alleen al in België was de sector in 2024 goed voor 63.000 jobs, met de farma erbij 99.000. Met een gezamenlijk handelsoverschot van 36 miljard euro in 2024 houden chemie en farma de Belgische handelsbalans uit het rood, geen detail in een klein land dat het moet hebben van de export.
Er zijn nog hoofdbrekens, zoals het handelsakkoord van begin augustus tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie. Amerikaanse chemiebedrijven krijgen een nultarief op hun export naar Europa, terwijl omgekeerd de Europese bedrijven een tarief van 15 procent moeten slikken bij export naar de VS. Ook de Europese regeldruk helpt niet, en de steeds duurdere CO2-emissierechten evenmin. In 2020 betaalde de Europese industrie nog 20 euro per ton CO2-uitstoot, vandaag 75 euro en tegen 2040 wellicht 175 euro, aldus voorspellingen.
En dan is er nog China, waar de chemische industrie geen last heeft van duur aardgas, wegens goedkope bevoorrading uit Rusland. In de voorbije 25 jaar ging de Chinese productiecapaciteit voor de meest essentiële zes chemische bouwstenen veertien keer hoger, een formidabele toename. Terwijl de chemische productie in Europa gedaald is tot haar laagste niveau in tien jaar, is de chemische invoer vanuit China tussen 2019 en 2024 met 34 procent gestegen. Geconfronteerd met een zwakke binnenlandse vraag, dumpen de Chinese producenten hun chemieproducten op de Europese markt.
Het duwt de capaciteitsbenutting in de Europese chemie, die net zo goed geplaagd wordt door een zwakke vraag, naar een dieptepunt van 74,6 procent, aldus een rapport van de Europese sectorfederatie Cefic van vorige maand. ‘The European chemical industry is at a breaking point’, besluit het rapport. Voor een kapitaalintensieve industrie als de chemie is ondermaatse capaciteitsbenutting dodelijk. “Mijn vaste kosten blijven gelijk”, zegt de CFO. “Tegelijk zakt mijn verkoopprijs door de zwakke vraag, de hogere invoer en de overcapaciteit in de markt. Resultaat: ik verlies geld.”
Dat laten ook de cijfers zien. Volgens data van de handelsinformatieleverancier Trends Business Information (TBI) maakte vorig jaar 31,4 procent van de Belgische chemiebedrijven een boekhoudkundig verlies. “Dat aandeel is groter dan bij de bedrijven in de rest van de economie, waar het rond 26 procent”, zegt Pascal Flisch, analist van TBI. “Als kapitaalintensieve sector zit de chemie weliswaar met zware afschrijvingen. Daarom kijk je beter naar de cashflow. Die is de voorbije jaren gestegen, vooral bij de grote chemiebedrijven. Maar dat komt allicht door personeelsafvloeiingen.” Uit de data van TBI blijkt ook dat 12,8 procent van de Belgische chemiebedrijven vorig jaar kampte met een negatief eigen vermogen. “Dat aandeel ligt in lijn met de bedrijven in de rest van de economie, en dat is eigenlijk slecht nieuws”, zegt Flisch. “Van de chemiesector mag je een sterker eigen vermogen verwachten dan van de andere bedrijven. Maar blijkbaar telt de chemie al evenveel vogels voor de kat.”
Benieuwd naar het vervolg?
Lees dan verder in Trends magazine.