Faillissementen juni en eerste semester 2022: de eerste alarmbellen rinkelen

Voor juni 2022 noteren we 1.049 faillissementen in ons land. Dat is uiteraard meer dan vorig jaar, toen de teller op 657 vonnissen stond en terwijl het er in 2020 ‘slechts’ 768 waren. De daling tijdens de pandemie was echter kunstmatig, zodat het nu eerder terug naar normaal is. Voor een relevante vergelijking moeten we naar 2019 (1.128 vonnissen) of 2018 (902 faillissementen) kijken, toen de wettelijke context trouwens enigszins anders was.

Voor het eerste semester komen we uit op 5.175 ondernemingen die op de fles gingen. Dat zijn er vanzelfsprekend heel wat meer dan vorig jaar (3.333) en 2020 (4.411), maar nog flink onder de 6.262 faillissementen die tijdens het eerste semester van 2019 uitgesproken werden.

In dat aantal zijn er 224 vonnissen die betrekking hebben op vennoten van commanditaire vennootschappen en vennootschappen onder firma die meegesleurd werden in het faillissement van hun onderneming. Het netto-aantal failliete ondernemingen is dus 4.951.

Op sectorniveau rinkelen de eerste alarmbellen

De sectoren die klassiek als ‘kwetsbaar’ bestempeld worden, bevestigen die minder benijdenswaardige reputatie ook in juni: restaurants (48 vonnissen), snackbars (64), café’s en bars (51), algemene bouwbedrijven (53), gespecialiseerde bouwwerken (31), wegtransport (29). Het valt daarbij op dat snackbars, algemene bouwbedrijven en wegtransporteurs meer faillissementen tellen dan in 2019. Het lijkt alsof de weerbaarheidsdrempel voor de meest kwetsbare sectoren bereikt is en voor de komende maanden ziet het er niet beter uit.

De ene regio is de andere niet

Met 2.837 faillissementen in het eerste semester is Vlaanderen goed voor 56,90% van het totale aantal in ons land, tegenover 2.754 vonnissen (46,53%) in 2019. De cijfers voor Wallonië (1.119) liggen dit jaar ver onder die van 2019 (1.476 faillissementen). In Brussel stellen we dezelfde trend vast, met ‘slechts’ 1.012 faillissementen tijdens het voorbije semester, tegenover 1.665 in 2019.

Vlaanderen knoopt als eerste regio met de absolute aantallen van voor de pandemie aan. We mogen echter niet vergeten dat 57% van onze ondernemingen in het noorden gevestigd zijn. Het is dus eerder zo dat de statistieken in de twee andere gewesten abnormaal laag blijven.

In de provincie Antwerpen zien we echter een triest record: 262 faillissementen. Dat is ongezien en bevestigt de slechte maand mei, die er al 248 telde. Als we naar de eerste 6 maanden van 2022 kijken, moeten we vaststellen dat de provincie met 1.138 gevallen voor het eerst door de kaap van 1.000 breekt.

Wanneer we de aard van de vonnissen die tot een faillissement leiden onder de loep nemen, tellen we er de voorbije maand 569 van de 1.049 of 54,24% op dagvaarding. Over het volledige semester zijn dat er 2.509, of 48,48% van het totaal. Het moratorium ligt dus duidelijk achter ons want de normale verhouding is 50/50.

Het aantal gerechtelijke ontbindingen is tijdens de pandemie niet echt in elkaar gestuikt. De gewijzigde wetgeving veroorzaakte een stijging in 2019 (8.205 gevallen). In 2020 waren dat er 6.538, in 2021 nog 6.158. Momenteel staat de teller op 3.620. Ter herinnering: zo’n vonnis wordt vooral uitgesproken wanneer een onderneming zijn jaarrekening niet op tijd neerlegt (binnen de 12 maanden na afsluitdatum sinds 2018). De jacht op zogenaamde spookbedrijven gaat dus verder. En dat is een goede zaak. Toch stellen we vast dat er via die ‘administratieve ingreep’ heel wat bedrijven verdwijnen, maar liefst 72,6% van het aantal faillissementen zelfs.

Bij de stopzettingen (44.895) is het terug naar normaal want de cijfers liggen in lijn met die van 2019 (46.143 stopzettingen). Vlaanderen is ook hier de enige regio die er meer noteert dan in 2019: 25.944 tegenover 25.541.

De Belg blijft gelukkig ondernemen

De statistieken met betrekking tot starters lopen naar goede gewoonte een drietal maanden achterop. Met 62.260 oprichtingen tijdens de eerste 6 maanden van het jaar scoren we echter al lichtjes beter dan in 2019 (60.500). Het cijfer per juni 2021 (69.000 starters) zullen we niet halen. Tijdens de eerste helft van vorig jaar werd dan ook het ‘gat’ uit 2020  (54.000 oprichtingen en vooral een ‘kalm’ 2e kwartaal) wat dicht gefietst.

Op sectorniveau zien we dat de voedingsindustrie met 326 starters terug op het normale niveau terechtkomt. In 2021 noteerde die namelijk een enorme stijging (509 oprichtingen), opvallend hoger dan de 289 tijdens de eerste jaarhelft van 2019.

Sommige sectoren die het tijdens de pandemie al stevig te verduren kregen, blijven ook in de huidige economische context afzien.

De groot- en kleinhandel in auto’s telt slechts 1.109 starters, tegenover 1.515 in 2021 en 1.268 in 2019. De groothandel met uitzondering van auto’s zit dit jaar aan 1.361 oprichtingen, tegenover 2.242 in 2021 en 1.818 in 2019. De sector wegtransport is goed voor 710 nieuwe ondernemingen, terwijl we er daar voor 2021 en 2019 respectievelijk 833 en 975 noteren.

De ICT-sector blijft dan weer fraai scoren, met dit jaar 2.131 oprichtingen, tegenover 2.146 een jaar geleden en 2.103 in 2019.

Een gelijkaardige evolutie zien we in het onderwijs en de gezondheidszorg: respectievelijk 1.466 en 1.909 oprichtingen in 2022, tegenover 1.606 en 2.062 in 2021 en 1.246 en 1.773 in 2019.

De activiteit persoonlijke diensten doet beter dan in 2021, met 2.796 oprichtingen tegenover 2.555 in 2021, maar blijft onder het niveau van 2019 (3.174).

De herindustrialisering van ons land, waar heel wat mensen de mond van vol hebben, lijkt stilaan op gang te komen. De maakindustrie telt 2.125 nieuwe spelers, tegenover 2.922 in 2021 en 2.087 in 2019. De sector speelt een cruciale rol in onze economie van morgen. Hij verlaagt onze strategische afhankelijkheid, draagt bij aan kortere economische processen, stelt massaal veel mensen met zowat elke opleiding tewerk en draagt in verhouding per onderneming heel wat meer bij aan ons BBP dan de dienstensector.

Het hoogste aantal starters blijven we vinden bij gespecialiseerde, wetenschappelijke en technische activiteiten, met 8.150 oprichtingen in 2022, tegenover 9.286 in 2021 en 8.015 in 2019.

De landbouw verliest terrein en telt 801 nieuwkomers, terwijl er dat in 2021 en 2019 nog respectievelijk 1.107 en 923 waren. Het netto-aantal bedrijven in ons land blijft afnemen.

Conclusies

De transformatie van onze economie wordt een traag proces, ondanks een aantal bemoedigende signalen. De primaire sector (landbouw) ziet af, moet zich heruitvinden in Vlaanderen en rendabeler worden in Wallonië. De secundaire sector (industrie) moet binnen de Europese normen aan kracht winnen, de kaart van robotisering trekken omwille van de hoge loonlast in ons land en veel toegevoegde waarde creëren. De tertiaire sector (diensten) blijft het grootste segment, wat logisch is maar enkel gerechtvaardigd blijft wanneer er voldoende toegevoegde waarde tegenover staat.

Het is net bij de creatie van toegevoegde waarde dat het Belgische schoentje knelt. Zo heeft 1 onderneming op 7 zijn eigen vermogen opgepeuzeld, wat de solvabiliteit in het rood duwt. 1 op 5 heeft een negatieve cashflow voor referentiejaar 2020. Leveranciers die gul blijven met kredieten aan dergelijke bedrijven, brengen zichzelf in gevaar, wat een nefaste negatieve kettingreactie in hun eigen cijfers kan veroorzaken.

Een analyse van de betalingservaringen die we verzamelen spreekt hier boekdelen: op dit moment wordt in B2B slechts 31% van het factuurbedrag binnen de afgesproken termijn betaald, terwijl 18,50% van die bedragen ook 90 dagen na vervaldatum nog altijd niet betaald werd.

In een context van marges die onder druk staan, is een streng creditmanagement dan ook stevig aan de orde in 2023.