In de Marge van Top 5.000 – De schuld van de industrie?

Hoewel onze economische activiteit in 2023 geen enkele grote schok van buitenaf te verwerken kreeg, nam ze toch met de helft af in vergelijking met 2022. (Tony Coenjaerts)

In 2024 steeg ons bruto binnenlands product (bbp) met slechts 1,5%. Een jaar eerder was dat nog 3%. De particuliere consumptie, die goed is voor net iets minder dan de helft van ons bbp, bleef stijgen, maar minder snel dan tijdens de twee voorgaande jaren. Aangezien ongeveer een derde van de werknemers uit de privésector maar één keer per jaar een loonindexering krijgt, zagen meer dan een miljoen loontrekkenden hun loon bij het begin van het jaar met 12% stijgen. De keerzijde van die medaille is dat onze lonen sneller stegen dan in onze buurlanden, wat zorgde voor een terugkeer van een reële loonhandicap. De berekening daarvan gaat echter altijd gepaard met heftige debatten.

Traditioneel vertoont het jaar dat aan de verkiezingen voorafgaat een piek (+5,6%) aan overheidsinvesteringen. Een regel waar ons land geen uitzondering op vormt, zodat ons wegennetwerk één grote bouwwerf werd. Die vooruitgang werd echter tenietgedaan door een vergelijkbare (-5,4%) daling van de investeringen door gezinnen in woningen, zodat de ondernemingen in 2023 de belangrijkste motor van de groei werden. Is dat een goed teken? Ongetwijfeld, ook al vloeide een groot deel van hun investeringen naar financiële diensten, huur en leasing. De diensten hebben zonder enige twijfel de groei in 2023 ondersteund, maar ze worden amper uitgevoerd en of we dat nu leuk vinden of niet, alleen een sterke industrie kan een positieve handelsbalans garanderen. Aangezien Covid in 2023 leek te zijn weggeëbd, speelde het ‘vaccineffect’ niet langer. De uitvoer van onze farmaceutische producten nam dan ook een duik, met als uiteindelijk resultaat dat voor het eerst sinds 2018 een negatieve bijdrage van onze uitvoer (-0,8%) aan ons bbp werd opgetekend.

Automatisering, digitalisering

De maakindustrie koos dan weer volop voor automatisering en digitalisering van zijn activiteiten. Door de daling van de bezettingsgraad waren nauwelijks nog investeringen in een capaciteitsuitbreiding nodig. Van de 48 sectoren uit onze industrie die meer dan een miljard omzet realiseerden, zagen er 22 hun omzet in 2023 dalen ten opzichte van 2022. Onder hen de fabrikanten van papier en chemische producten, de staalindustrie en de producenten van bepaalde metalen.

Met meer dan dertig aankondigingen van collectieve ontslagen in het eerste kwartaal, of de helft van het totaal in het voorgaande jaar, was 2023 slecht begonnen. In het vierde kwartaal viel de groei van de betaalde tewerkstelling overigens stil. Vervolgens ging het steil bergaf, met als uitschieters het faillissement van busbouwer Van Hool in april en enkele maanden later de aankondiging van de sluiting van de Audifabriek in Vorst.

In een recente mededeling luidde het Europees Verbond van Vakverenigingen de alarmklok over een verlies van 853.000 banen in de Europese maakindustrie in de periode 2019-2023.  In ons land lag het energieverbruik in de transportsector voor het eerst even hoog als dat in de industrie. Dat had te maken met een stijging bij de eerste (+4,0% tussen 2021 en 2023) en een daling bij de tweede: -15,5% in dezelfde periode. Het is een schrale troost dat tussen 2013 en 2023 het aantal online handelaars in b2c (business to consumer) bijna vertienvoudigde en dat BNPL (Buy Now Pay Later), een online aangeboden betaaloplossing, op dat vlak een geweldig hulpmiddel vormt. De e-handelaar komt immers niet tussen in de transactie en loopt geen enkel risico dat hij niet betaald wordt.

Algemene actie

Zowel in het noorden als in het zuiden van het land kwam de overheid in actie. De Union Wallonne des Entreprises erkent dat ze geen mirakeloplossingen kan bieden, maar wil desondanks tegen 2030 het aandeel van de industrie in haar bbp van 12,3% naar 20% doen stijgen en zo jaarlijks ongeveer 5.000 banen creëren. In Vlaanderen weegt de industrie zwaarder (14,3% van het bbp). Het in Leuven gevestigde IMEC kreeg 2,5 miljard euro voor de ontwikkeling van een testlijn voor de productie van chips kleiner dan 2 nanometer. Daarmee kan het wereldvermaarde onderzoekscentrum voorop blijven lopen. Er vond een eerste Vlaamse Industrietop plaats, waar nog eens het Toekomstpact bovenop komt. In dat laatste verbinden de regering en de vier grote Vlaamse sectorfederaties – essenscia, Ago-ria Vlaanderen, Fevia en Industria Vlaanderen – zich ertoe om samen een industriebeleid voor de lange termijn op te stellen en uit te voeren. Zelfs de federale overheid lijkt in actie te komen. Dat blijkt uit de discrete investering (5%) kort voor de verkiezingen door de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij (SFPIM) in het kapitaal van de specialist in geavanceerde materialen Umicore, om de onderneming te steunen in haar transformatie en ontwikkeling.

Rechtszekerheid

Eén van de verbintenissen in het Toekomstpact houdt het uitwerken van een stevig en proportioneel wettelijk kader in op het gebied van vergunningen en leefmilieu, waarmee rechtszekerheid wordt gegarandeerd voor langetermijninvesteringen. Dat is meer dan welkom. Van de vergunningsaanvraag tot de beroepsprocedure heerst er immers onzekerheid. In Brugge vroeg een burgercollectief recent aan de Raad van State zelfs om een voetbalstadion te bouwen in plaats van te verbieden, in een dossier dat al van 2007 dateert.

Helaas is België niet het enige land dat zijn industrie tracht te stimuleren. In de Verenigde Staten zou de Inflation Reduction Act (IRA), waarin 370 miljard dollar in tien jaar tijd wordt beloofd ter ondersteuning van de groene industrie, ongetwijfeld goed nieuws vormen voor het milieu, ware het niet dat die steun gepaard gaat met de verplichting om Amerikaanse producten te kopen. Omdat het vreest dat Europese ondernemingen massaal naar de VS zouden trekken, onder andere omdat de energieprijs er bijzonder aantrekkelijk is, reageerde Europa met een tijdelijk crisis- en transitiekader (Temporary Crisis and Transition Framework – TCTF). Binnen dat kader, dat in principe tot eind 2025 blijft bestaan, kunnen de lidstaten wanneer er een reëel risico bestaat dat investeerders wegtrekken uit Europa, als steun het bedrag toekennen dat de begunstigde elders voor een investering zou kunnen ontvangen. Zal dat echter niet tegelijkertijd de concurrentie tussen de lidstaten aanwakkeren, zoals dat binnen België eigenlijk ook gebeurt?

Gebrek aan gemeenschappelijke visie

Binnen het gefederaliseerde België zijn immers alleen de gewesten bevoegd voor economische ontwikkeling. Een delegatie van de onderzoekscommissie die in opdracht van de Franse senaat moest bestuderen welke factoren bijdroegen tot de daling van het aandeel van de industrie in het bbp kon na overleg met het Agence Wallonne à l’Exportation et aux Investissements Etrangers (AWEX) haar verbazing niet verbergen over het feit dat Vlaanderen werd voorgesteld als de derde grootste internationale investeerder in België. Volgens de delegatie kunnen Vlaamse investeerders in de praktijk gebruikmaken van alle maatregelen die bedoeld zijn om internationale investeerders aan te trekken (participatie in investeringen, steun voor O&O, belastingverminderingen voor nieuwe banen, betaling van de nodige opleidingen), net als de Waalse investeerders in Vlaanderen, wat tot een zekere concurrentie tussen de verschillende gebieden kan leiden.

Dat naar Europa uitgebreide gebrek aan gemeenschappelijke visie zal waarschijnlijk leiden tot de mislukking van de mirakeloplossing die voormalig Italiaans premier en ex-directeur van de Europese Centrale Bank (ECB) Mario Draghi voorstelde: jaarlijks 750 à 800 miljard euro investeren om ervoor te zorgen dat Europa niet achterop raakt tegenover de Verenigde Staten en China. Een deel van die middelen zou immers moeten komen uit gemeenschappelijke leningen, waarvoor de ‘zuinige’ landen niet bereid zijn garant te staan …

Wet van de grote getallen

Klassementen interpreteren moet met de nodige voorzichtigheid gebeuren wanneer het om grote getallen gaat. De industriële en handelsondernemingen uit onze Top realiseerden in 2023 een omzet die met 9 miljard euro daalde of met 20 miljard euro steeg, naargelang we wel of niet rekening houden met de resultaten van Pfizer Service Company (PFCY). Dat zag zijn omzet van 68 miljard euro in het vorige boekjaar dalen tot 39 miljard euro. PFCY inbegrepen, bedraagt hun gecumuleerde omzet 950 miljard euro.

Samen maakten de ondernemingen uit ons klassement 57 miljard euro winst, tegenover 40 miljard euro een jaar eerder. Die prestatie moeten we echter relativeren, in die zin dat alleen de stijgingen bij InBev Belgium, Telenet group en ExxonMobil Petroleum al 13 miljard euro bedragen. De loonkosten per uur stegen met 8,1%, waardoor de uitgaven voor personeel in de toegevoegde waarde van 48,9% naar 52,6% gingen. De investeringen, die sinds Covid op een laag pitje stonden, stegen met 22,6% tot 45,8 miljard euro.

Als we de buitengewone resultaten van Euroclear in verband met de sancties tegen Rusland buiten beschouwing laten, zien we het resultaat van de banksector (7,4 miljard) licht afnemen. Ook hier gaat het echter om een bedrieglijk beeld, aangezien KBC Bank de door haar dochters gestorte dividenden in vergelijking met het vorige boekjaar met 1,5 miljard euro zag afnemen. Bij de verzekeringsmaatschappijen daalde het resultaat met een miljard euro, hoofdzakelijk door de lagere nettowinst van Ageas, wat een daling van 3,8 naar 2,8 miljard euro opleverde. De portefeuillemaatschappijen ten slotte zagen hun winst van 9,1 naar 15,8 miljard stijgen.