In de marge van Top ICT

Dubbele achterstand in te halen

Binnen Europa, dat ondanks onmiskenbare successen digitaal een dwerg blijft, daalt ons land regelmatig in het klassement van Europese staten op basis van hun digitale vooruitgang. Tony Coenjaerts.

In 2013 had toenmalig vicevoorzitter van de Europese Commissie Neelie Kroes de ambitie om de Europese productiecapaciteit voor elektronische chips te verdubbelen, zodat Europa voor 20% van de wereldwijde productie kon instaan. In een lyrische bui zag ze het Oude Continent zelfs liefst meer chips vervaardigen dan de Verenigde Staten. Tien jaar later krijgt die droom deels opnieuw vorm met wederom de ambitie om het Europese marktaandeel – dat momenteel 9% bedraagt – te verdubbelen. Het doel is deze keer om tegen 2030 die fameuze 20% te halen, niet om een denkbeeldige, onbereikbare zelfvoorziening te verwezenlijken, maar om in zekere mate onafhankelijk te worden wat de bevoorrading betreft.

Onafhankelijkheidsverklaring

In tien jaar tijd is er enorm veel veranderd: door een ongeziene pandemie en een verholen internationaal en wereldwijd conflict met in zijn kielzog de opkomst van de nieuwe speler China liggen de kaarten helemaal anders. De Amerikaanse internetspelers blijven in waarde wel overtuigend dominant, maar toch zitten vijf van de tien bedrijven met de hoogste beurswaarde vandaag in China. Er is dan ook een verbeten rivaliteit ontstaan tegen een achtergrond van geopolitieke spanningen, waarbinnen Europa niet zwaar weegt, aangezien het voor zeldzame metalen die onmisbaar zijn voor de productie van digitale middelen, besturingssystemen of draagbare telefoons en computers nagenoeg volledig afhankelijk is van andere regio’s. In 2020 sloot Fujitsu immers de laatste productie-eenheid van pc’s in Europa. Ze lag in Augsburg, in Beieren. In de hoop daar wat aan te kunnen doen, trokken de 27 lidstaten onlangs 45 miljard euro uit om van Europa opnieuw de wereldleider in halfgeleiders te maken. Bij het begin van deze eeuw bedroeg het Europese marktaandeel nog 24%, terwijl dat nu met 8% nog maar een derde is. Er komt echter geen enkele machine meer op de markt waar geen chips in zitten. Om evenwel tegen 2030 een marktaandeel van 20% te behalen zoals Europa wil, is een verviervoudiging van de huidige productie nodig, aangezien de wereldwijde productie in diezelfde periode zal verdubbelen. In het bijzonder voor elektrische wagens, waarvan Europa de productie aanmoedigt, zijn er veel chips nodig. Daardoor kan bijvoorbeeld Melexis (geconsolideerde omzet 2022 van 836 miljoen, een stijging met 30%) voor een Tesla 58 chips leveren, tegenover gemiddeld 18 voor een voertuig op fossiele brandstof.

Onmiskenbare troeven

Er zijn in Europa maar drie producenten van chips, die alle drie een te lage omzet realiseren om in de wereldwijde top tien te geraken. Infineon, een spin-off van Siemens die in 2009 met het faillissement flirtte – het aandeel was nog amper 40 cent waard – laat voor 2022 een omzet van 14,2 miljard optekenen. Dat is een stijging met 29%. Het bedrijf investeerde onlangs 5 miljard euro in de bouw van een fabriek van semiconductoren in Dresden, die in 2026 operationeel moet zijn. STMicroelectronics (omzet 16,1 miljard dollar), dat eind de jaren tachtig ontstond uit de samenvoeging van de activiteiten van het Italiaanse SGS Microelettronica met de niet-militaire activiteiten van het Franse Thomson Semiconducteurs, zal samen met het Amerikaanse Global Foundries 5,7 miljard euro investeren in zijn site in Crolles, nabij Grenoble. De derde chipproducent, NXP, is de voormalige halfgeleidersafdeling van de groep Philips, waarvan de belangrijkste aandeelhouders vandaag Amerikaanse investeringsfondsen zijn. De groep realiseerde in 2022 een omzet van 13,2 miljard euro en heeft in ons land in Leuven een onderzoekscentrum waar een honderdtal personen werken.

Op het gebied van onderzoek is de situatie minder somber. Ons land mag er trots op zijn dat het met het Leuvense Imec een wereldwijd vermaard onderzoekscentrum heeft dat, aldus bedrijfsleider Luc Van den Hove, “twee generaties voorstaat op de industrie”. Het werkt nauw samen met het Nederlandse ASML (Advanced Semiconductor Material Lithography), dat nagenoeg alleen de markt van de machines voor extreme-ultravioletlithografie (EUV) in handen heeft. De evolutie van die technologie maakt het mogelijk om alsmaar kleinere chips te vervaardigen. Na een recente handelsmissie in Japan kon Imec een Memorandum of Collaboration met Rapidus ondertekenen.

Foute keuzes?

Rapidus is een nieuwkomer op de markt en is een consortium van acht ondernemingen, waaronder Sony en Toyota. Het ontstond op initiatief van de Japanse regering en moet een ‘nationale kampioen’ worden, die kan wedijveren met de Taiwanese (TSMC) en Koreaanse (Samsung) tegenspelers. Samen met IBM zal Rapidus op het eiland Hokkaido een productie-eenheid voor hoogtechnologische chips oprichten. Die moet in 2026 opera- tioneel zijn. Het geïnvesteerde bedrag – bijna 40 miljard dollar – komt in de buurt van de Europese inspanning en moet dan ook een les zijn voor Europa, waar de decennialange wrijving tussen de lidstaten in combinatie met de voorrang die het concurrentiebeleid op het industriebeleid kreeg er regelmatig voor heeft gezorgd dat er geen Europese kampioenen konden opstaan. Op het gebied van digitalisering, zo stelt Deborah Revoltella, hoofdeconoom van de Europese Investeringsbank (EIB), valt de kloof tussen Europa en de Verenigde Staten in de eerste plaats te verklaren door het sterke overwicht van kleine ondernemingen in de Europese economie.

Binnen Europa daalt ons land vier plaatsen in de DESI-index, die de Europese Commissie sinds 2014 jaarlijks opstelt en waarin de lidstaten worden geklasseerd volgens hun digitaliseringsgraad en de vooruitgang die ze in de loop van de voorbije vijf jaar boekten. We bekleden er een bescheiden zestiende plaats, terwijl we aanvankelijk vijfde waren. We hebben nu een algemene score van 50,3 en dat is voor het eerst lager dan het Europese gemiddelde. Dat is des te teleurstellender omdat Brussel, dat 10% van zijn bbp uit informatica haalt, een van de grootste informaticapolen van Europa is.

Gebrek aan connectiviteit

De belangrijkste oorzaak voor die daling is ons gebrek aan connectiviteit, een domein waarin we achteraan bengelen met een score van 39,8 en daarmee 50% onder het Europese gemiddelde scoren. We lopen zelfs op twee vlakken achter: om te beginnen inzake glasvezelkabel, ook al werd het Atomium in juni 2022 symbolisch het miljoenste gebouw dat op het glasvezelnetwerk is aangesloten. Daarnaast heeft het eeuwige politieke gekibbel ertoe geleid dat er laattijdig een geschikt wetgevend kader voor de invoering van 5G kwam.

Uiteindelijk kregen twee nieuwe operatoren een licentie voor de nieuwe technologie: de Belgisch-Roemeense tandem City-mesh/DIGI en het Luikse NRB. Citymesh is een dochter van de Vlaamse groep Cegeka, die in 2022 een geconsolideerde omzet van 871 miljoen euro realiseerde en heel wat overnames deed, waaronder die van de Brusselse groep BuSi, waar ongeveer 250 consultants werken. Nu het zijn licentie heeft, wacht NRB op groen licht van de mededingingsautoriteit voor de overname van WIN, de ICT-dochter van de groep Nethys. In 2021 realiseerde de groep NRB voor het eerst een omzet van 500 miljoen euro.

Recordaantal vacatures

Het andere zwakke punt van ons land is het gebrek aan gekwalificeerd personeel. Met een vacaturegraad van 9% zijn we helaas Europees kampioen. Dat houdt concreet in dat er van de honderd banen in de ICT-sector negen niet ingevuld geraken. Dat is des te verontrustender, aldus de EIB, omdat de digitale transitie sinds de pandemie integraal deel uitmaakt van de overlevingskansen voor bedrijven. De instelling waarschuwt dan ook ronduit dat Europa niet snel genoeg digitaliseert en uiteindelijk het risico loopt dat er bovenop de kloof tussen Europa en de Verenigde Staten ook nog verschillen in de digitalisering binnen Europa ontstaan.

Wat kan je echter doen als de belangrijkste schakel – mannen en vrouwen met vakkennis – ontbreekt? In ons land heeft immers slechts 2,2% een ICT-diploma. Dat is bijna de helft minder dan het Europese gemiddelde van 3,6%. Erger nog: het aantal afgestudeerden met een dergelijk diploma is sinds 2016 niet meer gestegen! Om dat tekort aan te pakken, kozen onze bedrijven voor een pragmatische oplossing: ze bieden zelf ICT-opleidingen aan. Momenteel doet 33% dat, tegenover 20% gemiddeld in Europa. Ze beginnen echter de moed te verliezen, want in 2020 ging het nog om 36%.

Resultaten

Aangezien de jaarrekeningen voor 2022 nog niet op grote schaal beschikbaar zijn, hebben de gegevens in deze Top betrekking op het boekjaar 2021. Ze zijn, zoals steeds, niet geconsolideerd. Globaal genomen is de omzet van de 2.000 ondernemingen die erin zijn opgenomen van 40 naar 42 miljard euro gestegen. Drie van de vier ondernemingen zagen hun omzet in vergelijking met het vorige boekjaar stijgen. De toegevoegde waarde stijgt van 16,4 tot 17,4 miljard. Laten we de resultaten van Avnet Europe, dat in 2020 een waardevermindering op deelnemingen van 1,2 miljard liet optekenen, buiten beschouwing, dan stijgen de nettowinsten van 2,4 tot 3,5 miljard euro.

Zes op de tien ondernemingen zagen hun winst stijgen. De investeringen stegen van 2,3 tot 2,6 miljard euro en zitten, net als tijdens het vorige boekjaar, vooral bij de telecomoperatoren (Proximus, Telenet, Orange Belgium, Voo) en bij Crystal Computing – lees: Google – dat onverminderd blijft investeren in zijn datacenters in de industriezone van Ghlin-Baudour, in de omgeving van Bergen. Samen waren die vijf ondernemingen goed voor 70% van de investeringen in onze top, tegenover 69% in het vorige boekjaar.

Dit artikel is verschenen in Top ICT, die beschikbaar is in pdf.